all works

50 works in Donemus catalogue

popular works

Lofsang : Ex minimis patet ipse Deus, voor middenstem met piano of orgel / Alexander Voormolen

Genre: Vocal music
Subgenre: Voice and piano; Voice and Organ
Scoring: medium pf/org

Kleine Haagse suite : voor klein orkest / Alexander Voormolen

Genre: Orchestra
Subgenre: Orchestra
Scoring: 2111 0100 perc cel str

Sinfonia / Alexander Voormolen

Genre: Orchestra
Subgenre: Orchestra
Scoring: 3222 2200 timp str

latest edition

Concerto : per 2 oboi e orchestra / Alexander Voormolen

Genre: Orchestra
Subgenre: Oboe and orchestra
Scoring: 2ob-solo 2fl 2cl 2fg 2h 2trp timp str

 

composer

Voormolen, Alexander

Nationality: Netherlands
Date of birth: 1895-03-03
Date of death: 1980-11-12
Website: Treasured Composer's Page

Alexander Voormolen was born in Rotterdam on March 3, 1895. He died on November 12, 1980 in Leidschendam. He went to the Conservatory in Utrecht at the age of 14, where he studied piano with Willem en Marinum Petri and composition with Johan Wagenaar, together with Willem Pijper and Jakob van Domselaer.
On advice from Rhene-Bâton, Voormolen went to Paris in the fall of 1916, where he took lessons from Albert Roussel. At the same time, Maurice Ravel was his musical mentor for a while. In 1919, Alexander Voormolen returned to the Netherlands where he went to live in Veere.
To provide for his livelihood, he worked as a music critic for the New Rotterdam Courant from 1921. In 1938, Alexander Voormolen was appointed as a librarian at the Royal Conservatory in The Hague.
In 1921, Alexanders composition ‘Symphonietta’ was performed by the Concertgebouw Orchestra, conducted by Willem Mengelberg. Evert Cornelis conducted the premiere of the symphonic poem ‘Dream House’. After this performance, Voormolen withdrew this composition. He did the same with his string quartet, his ‘Symphonietta’ and a couple of other works. He removed almost half of his compositions for orchestra.
The two ‘Baron Hop suites‘ (1924 and 1931) had been intended for a non-realized comic opera about the inventor of the Haagse Hopje.
From 1932, there appeared more ponderous, neoclassical and neo-romantic elements in his work, for example in the ‘Concerto for two oboes and orchestra’ (1933) and the ‘Sinfonia’ (1939).
During the German occupation, Alexander Voormolen was among the most frequently performed Dutch composers. He got more choice assignments than most of his colleagues. In 1944, he received a Government subsidy which enabled him to denounce his job as a librarian at the (then so-called) National Conservatory and fully concentrate on composing. The “Court of honor for the music”, which was set up after the liberation, sentenced Alexander Voormolen to three years of exclusion from the music scene.
The Ministry of Education, Culture and Sciences (OCW) granted him money to devote himself to composing. The influence of Max Reger and Anton Bruckner can be heard in ‘Sinfonia Concertante’ (1951) and ‘Ciacona e fuga’ (1958).
The theme of the slow part from Mills oboe concerto (1938) was used as the theme song of a telefilm, which was based on Louis Couperus’ novel cycle “The book of the little souls”.
For his ‘Air Willem V’, Alexander Voormolen was awarded the Music Prize by the city of The Hague in 1932. As well as a.o. Henk Badings and Willem Pijper, he also received a State Prize for Music in 1941. Besides, Alexander was awarded the Visser-Neerlandia Prize for his ‘Three songs on British verse’ (1948) and Johan Wagenaar Prize for his entire oeuvre. Last but not least, he received the “Penning van de Rotte” from the municipality of Rotterdam in 1976 and was appointed honorary member of the Hague Art Circle in 1978.

1895 - 1915

Op 3 maart wordt Alexander Voormolen in Rotterdam geboren. Hij gaat op 14-jarige leeftijd naar de Utrechtse Toonkunst Muziekschool. Daar studeert hij piano bij Willem en Marinus Petri en compositie bij Johan Wagenaar, samen met Willem Pijper en Jakob van Domselaer.

1916 - 1918

Het Concertgebouworkest onder leiding van Evert Cornelis speelt de 'Valse de ballet' van Alexander Voormolen. De Franse dirigent Rhené-Bâton (René-Emmanuel Bâton) dirigeert in het Kurhaus in Scheveningen de 'Prélude' (1913) die Voormolen schreef voor zijn voorgenomen, maar nooit voltooide 'drama lyrique' naar Maurice Maeterlincks marionettenspel 'La Mort de Tintagiles'. Op voorstel van Rhené-Bâton gaat Voormolen in de herfst naar Parijs, waar hij les neemt bij Albert Roussel die ook Eric Satie en Edgard Varèse als leerlingen heeft. Maurice Ravel is een tijdlang zijn muzikale mentor. Mede dankzij een introductie door Ravel publiceert de muziekuitgeverij Rouart, Lerolle & Cie composities van Voormolen.

1919

Alexander Voormolen keert terug naar Nederland waar hij gaat wonen in Veere. Een aanbevelingsbrief van Ravel leidt niet tot een aanstelling bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In juli speelt het Haagsch Strijkkwartet zijn 'Quattuor à cordes'.

1921 - 1923

Willem Mengelberg voert met het Concertgebouworkest de 'Symphonietta' van Alexander Voormolen uit. Na een tweede verblijf in Parijs en een korte tijd in Wenen, vestigt Voormolen zich in Den Haag. Om in zijn levensonderhoud te voorzien werkt hij als muziekcriticus voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Composities uit de periode na zijn terugkeer in Nederland zijn veelal gerelateerd aan vaderlandse cultuuruitingen. Zo bevatten de 'Tableaux des Pay-Bas' (1919-1924) melodieën uit Valerius' 'Gedenck-Clanck'.

1925 - 1931

Evert Cornelis dirigeert de première van het symfonisch gedicht 'Droomhuis'. Voormolen trekt deze compositie na de uitvoering terug. Hij heeft dat ook met zijn strijkkwartet, zijn 'Symphonietta' en een aantal andere werken gedaan. Bijna de helft van zijn composities voor orkest heeft hij verwijderd van zijn werkenlijst. Alexander Voormolen raakt geboeid door de sfeer van zijn woonplaats en vooral de literatuur van Louis Couperus. De twee 'Baron Hop-suites' (1924 en 1931) zijn bedoeld geweest voor een niet tot stand gekomen komische opera over de uitvinder van het Haagse Hopje. Meer Nederlandse volkswijsjes zijn te horen in de orkestvariaties 'De drie ruitertjes' (1927).

1932 - 1939

Voor zijn 'Air Willem V' krijgt Alexander Voormolen de Muziekprijs van de gemeente Den Haag. In deze periode verschijnen meer zwaarwichtige, neoclassicistische en neoromantische elementen in zijn werk, bijvoorbeeld in het 'Concerto', voor twee hobo's en orkest (1933) en de 'Sinfonia' uit 1939. Alexander Voormolen wordt in 1938 aangesteld als bibliothecaris bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

1940 - 1945

Tijdens de Duitse bezetting behoort Alexander Voormolen tot de meest uitgevoerde Nederlandse componisten. Hij krijgt meer compositieopdrachten dan de meeste van zijn collega's. Evenals onder meer Henk Badings en Willem Pijper ontvangt hij in 1941 een Staatsprijs voor Muziek. In 1944 krijgt hij een Rijkssubsidie die hem in staat stelt zijn baan als bibliothecaris bij het (dan zo genoemde) Rijksconservatorium op te zeggen en zich volledig te concentreren op het componeren. De na de bevrijding ingestelde 'Ereraad voor de muziek' veroordeelt Alexander Voormolen tot drie jaar uitsluiting van het muziekleven.

1955

Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen kent aan Alexander Voormolen een 'eregeld' toe dat hem in staat stelt zich aan het componeren te wijden. De invloed van Max Reger en Anton Bruckner is te horen in 'Sinfonia Concertante' (1951) en 'Ciacona e fuga' (1958).

1961 - 1969

Alexander Voormolen ontvangt in 1961 de Visser-Neerlandia prijs voor zijn 'Three songs on British verse' (1948) en de Johan Wagenaar prijs voor zijn gehele oeuvre. Het thema van het langzame deel uit Voormolens hoboconcert uit 1938 wordt in 1969 gebruikt als de herkenningsmelodie voor de televisiefilm naar Louis Couperus' romancyclus 'De boeken der kleine zielen'.

1976 - 1978

Alexander Voormolen krijgt van de gemeente Rotterdam de Penning van de Rotte en in 1978 wordt hij benoemd tot erelid van de Haagsche Kunstkring.

1980

Op 12 november overlijdt Alexander Voormolen te Leidschendam.